We zaten tegenover elkaar
Dan, onverklaarbaar
Keken wij in elkanders ogen.
Een zeemzoete glimlach
Verscheen op onze monden
We wisten, dat we elkaar verstonden.
Een onzichtbare kracht
Alsof van een hogere macht
Verwarmde onze zielen.
Elke spier gespannen
Zonder een enkel geluid
Voelde wij de tinteling op onze huid.
Een moment een ogenblik
Werd die tedere tegenblik
Een warme infrarode straal
Die elke andere spanning
Wegnam en deed overgaan
Tot een eenheid zonder naam.
Onder tafel raakten vingers
Tikten onze ringen
Streelde ragfijn huidhaar
Elkanders handen
De liefdesstroom onstuitbaar
Vloeide als voeding voor elkaar..