als de grote wijzer naar de 12 wijst
fietst ze langs mijn straat,
en doorkruist ze elk polderbochtje,
en god weet naar waar ze gaat.
onbewust knipogen we altijd,
zodat het bewust lijkt.
en meer dan eens,
had ik tevergeefs mijn hand uitgereikt.
het is dinsdag, 12 uur,
wanneer ik buiten ga staan.
ik zie een meisje liggend op de grond,
alleen en wachtend op een traan.
haar wangen lijken bebloedt,
haar fiets ligt iets verder van haar,
kapot en roze,
en het wordt me na één seconde gewaar.
er kwam een hek en politie,
ik kon haar enkel aanraken.
een kus was teveel,
over haar, kwam een laken.
en wanneer een vrouw naar me stapt,
en haar moeder blijkt te zijn,
voel ik plots,
een omhelsing van haar pijn.
"ze was meer dan ooit,
meer dan toen.
ze was verliefd op jou."
en lachen was het enige wat ik kon doen.