Een machtig meer
Kon ons geluk geweest zijn.
Maar onwezenlijke oevers verdwenen,
water kwijnde weg.
Elk een andere kant uit
Ik strompelde noordwaarts,
steunend zonder steun,
onzalig zand waaiend in de wind,
warrelig en wars.
Rauwe rotsen reten mijn schoeisel open.
Baldadige bergen versperden mij de weg,
Klimmen, zoeken, het gaf geen pas.
De trotse Tibesti, Tsjadisch gebergte, hield mij
tegen.
En hoe zit het in het zuiden?
Daar is een onzalig zompig moeras, nietwaar?
Ik weet het,
Ben er reeds geweest,
niet voor het laatst...