Wij klommen samen tot in de kruin van de boom,
nat nog, van het dauwvocht van de bladeren.
Daar namen we plaats op onze zogezegde troon
om er in alle stilte te vergaderen.
Mezelf en Ik, en niemand anders die daar hoort.
Hier werd enkel waarheid verteld, geen leugen gehoord.
Het eerste punt dat op de agenda stond,
was wat iedereen van elkander vond.
Ik nam natuurlijk eerst het grote woord.
En Mezelf die praatte zachter.
Toch werd ieders visie aanhoord
en niemands zienswijze bleef achter.
Ik vond Mezelf véél te zacht
Mezelf vond ik té hard,
Zo begonnen we dus te missen
En moesten we zoeken naar compromissen.
Mezelf mompelde iets van water bij de wijn
maar dat vond Ik helemaal niet fijn.
Mezelf zei dat Ik stond voor egoïsme
Ik vond Mezelf te introvert zeg nu zelf..
Zo gingen wij er nooit uit komen
En zullen nog lang moeten zitten tussen bomen
Maar Mezelf had een lumineus idee
Waarom splitsen wij de dag niet in twee.
Hier stemde Ik gelukkig mee in
Dit was dus het begin
Het einde van het vergissen
Het begin der compromissen.
We bespraken nog de tijdsindeling
Wie de vroege nam, wie de late
Was dit een definitieve regeling
Of kwamen we terug om opnieuw te praten.
Van Mezelf vond ik dat het was geslaagd
Ook Ik zei dat het voor zichzelf behaagd
Toen we naar beneden klommen
Waren de bladeren droog door uren zonnen.