Hij ziet mij wel hij ziet mij niet
als hij vanaf de drukke bar zijn
dromen in mijn richting droomt
het ogenwit volledig rood
zo stoned als een konijn.
Zijn geestverruimde lippen grijnzen
spettert spatjes spuug alom
door foute tanden langs zijn kin
en steekt de vlam er nog eens in
voor nog een ruimer zijn.
Hij droomt van boten knobbeltenen
groene bossen wijnazijn en
zwarte nonnen blauwe engel
een dwerg met een Deense Dog en
nog wat wiet met bisschopswijn.
Hij proest het uit, recht in de asbak
peukjes vliegen om hem heen
zijn blik verbaasd heel onverwacht
peinst eens diep over zijn leven
en waarom hij zo hard lacht.