Ik zag een zeester op het strand,
ik keek ernaar, nam hem in mijn hand.
Ik droomde weg, ver weg van hier,
ik dacht aan jou en aan plezier.
Ik zag een schelpje op het strand,
ik keek ernaar, nam het in mijn hand.
Ik luisterde en hoorde de zee,
in gedachten nam ik je met me mee.
Ik zag zeewier op het strand,
ik keek ernaar en dacht aan een onbewoond eiland.
Ik wou er heen gaan samen met jou,
samen weg van hier, weg van de kou.
Ik zag een golfbreker op het strand,
ik keek ernaar, ik dacht aan jou hand.
En ik voelde die niet, ik zag die niet,
ik besefte dat ik droomde.