mijn naam in je hart gegraveerd,
me eigen lichaam tegen me gekeerd,
vannacht de laatste droom,
blaas nu de zilveren stoom,
hoog naar het dak,
waar ik me laatste sigaret aanstak,
mjin laatste gil onderdrukt,
mijn hoofd gebarsten en stuk,
mijn laatste adem vliegt door de lucht,
eindelijk gevlucht,
weg van deze hel,
het helpt niet meer dat ik tot 100 tel.
mijn lichaam gebroken,
mijn hoofd zo diep gebogen,
met gevouwden handen lig ik in mijn kist,
terwijl de wind sist,
je bent te vroeg van huis gegaan,
dit is het einde van mijn bestaan,
het dak o zo hoog,
maar mijn wangen zijn droog,
geen angst meer,
morgen voel ik het ook niet weer.
eindelijk tot rust gekeerd,
dat is niet verkeerd.
mijn verleden in een gouden boek,
achter een gitzwart doek,
ga ik nog 1 keer mijn verdriet de das om doen,
maar net als toen,
voelt het niet meer zo goed,
ook de zilveren rook weet niet meer wat het doet,
niks stopt de nachtmerries meer,
het doet zo'n zeer,
dat ik bijna schreeuwend wakker word,
sla nog 1 keer mijn muur aan gort,
daarna rusteloos met kapotte knokkels,
vervormd tot enkel wortels,
weer me bed in,
met veel tegenzin,
sluit ik mijn ogen,
zonder dat mijn tranen kunnen drogen.
Voel de pijn,
voel het venijn,
wat mijn vuist liet zien,
maar bovendien,
heb ik laten zien waar ik voor sta,
maar weldra,
is daar weer het ochtendgloren,
en ben ik weer hopeloos verloren,
in het daglicht,
waar ik liever voor zwicht,
dan dat ik nog een dag meemaak,
waardoor mijn hoofd kraakt,
die zo hard op de grond neerkwam,
mijn familie waar ik van afstam,
is niks meer dan een leugen,
maar dat staat alleen in mijn geheugen.
Het verdriet van deze tijd,
is wat ik liever mijd,
de dood is wat me bevrijd,
maar zonder spijt,
ben ik toch gegaan,
heb ik een nieuw bestaan,
als geest dolend door de nacht,
op zoek naar de kracht,
om rust te vinden,
die me aan anderen kunnen binden,
voel me als een adelaar zo vrij,
dat maakt me blij,
geen pijn meer,
geen verdriet weer,
zodat ik eindelijk mijn rust heb,
voordat ik je voor de laatste keer neermep.
Jij blijft rusteloos liggen,
mijn nieuwe leven aan diggelen,
maar ik voel mijn macht,
mijn eigen kracht,
die zoveel meer telt als jou lach,
die ik altijd nog veracht.
Mijn eigen leven weer terug.