Jong was ze, haar lichaam was zo jong.
Dementie in haar ziel was opgetreden, dat wat haar in leven hield.
Een ziekte liet zij bewust ontstaan, om onbewust uit het leven te ontsnappen.
Elke dag weer een stukje afscheid; een spel die haar deed overleven.
Een spel die zij zou winnen, waarvan alleen zij de spelregels wist.
Haatgevoel voedde haar ziel, haar verdorven ziel.
Het gevoel dat haar ombracht en weer tot leven blies.
Leven dat ze benutte om afscheid te nemen van haar ziel, haar gevechten, haar strijd tegen het overleven.
Uitzaaingen van verdriet verkankerde haar lichaam, terwijl haar ziel nietsvermoedend een ander leven binnenliep.
Te laat wellicht, het kwaad was al geschied, terwijl haar licht zojuist was gekomen!