Gehuld in de veilige mantel der duisternis geef je jezelf
bloot; Je houdt je sterk en bijt op je tanden,
stel je voor dat ze je zo zouden zien.
's Avonds vallen de maskers af en kan je weer je gevoelens
de vrije loop laten, zonder je 'n rol aan te meten.
De schemering geeft het desolate strand een
troosteloze indruk,
hier ben je eindelijk alleen met jezelf en je muizenissen.
De wind op kop zet je moeizaam enkele passen in het mulle zand, nooit gedacht dat de weg zo zwaar en moeilijk was.
De sporen van de velen die hier voor je kwamen worden krachtig uitgewist door de kille wind en het strand maakt ruimte voor de nieuwe bezoeker.
Een genadeloze windstoot maakt je tot een gewillige speelbal van de grillen der natuur;
Hier kan je je eens laten gaan, God, zie daar eens staan,
er rest slechts een tanende schim van wat je eens was.
Het opwaaiende zand veegt de tranen van je wang, je schreeuwt het uit maar enkel de spottende meeuwen lijken er oor naar te hebben.
Verscheurd tussen wat eens was en wat nog komen moet strompel je moeizaam verder naar de plaats waar de zee het strand de hand reikt;
Verzonken in gedachten wens je innig dat iets je pijn kan verzachten.
Het hoonige geluid van een scheepshoorn haalt je abrubt uit je gepeins;
Je moet met jezelf in het reine komen, alleen dan is er weer ruimte voor dromen.
Het kolkende water van de woeste zee neemt het leeuwendeel van je zorgen met zich mee,
De ijzige wind veegt het strand schoon, en zet je weer op weg : Je bent klaar voor een nieuwe dag...