ik ken er die bestaan in een nauwe cel
hun blik moeizaam op hun handen gericht
anderen bewegen in vergezicht
hoog bij vogels soms of bij hazen snel.
hun leven traag voor d' enen, met uren
alle eender, begrensd door zware slag.
Vol vluchtig vertier en galmende lach
voor genen, speels met wilde avonturen.
De wereld lijkt voor de één bevroren
met een schip voor anker dat nooit meer vaart,
een kapitein die donker in het ruim staart
de ander uitziend van een hoge toren
met elke wind en elke bliksemslag tevree
zoekend naar d' uiterste grens, de hoogste zee.