Pas op kanarie of je vliegt buiten
Zei ik tot het vogeltje in zijn kooi
Och jongen wat jij daar zegt is larie
Ik kostte jou reeds veel te veel duiten
En die kanarie floot nog eens zo mooi
Maar zijn wij allen geen rare guiten
Die al pronkend meestal vallen ten prooi
In deze duisterheid vol fantasie
Waar we tegen onze wil gaan muiten
Om te leven als parasiet, als vlooi
De vleermuis hoort de insecten tuiten
Eet ze tot drieduizend per dag als zooi
Hij is blind en toch zo vol energie
Doch als een mug mijn vogel zou spuiten
Dan viel hij er dood trots zijn veder tooi
Zo kan ik voorhem het kot wel sluiten
Of wenst hij zelf dat ik hem buiten gooi
Er is ook een andere remedie
Ik geef hem enkel droge beschuiten
In ruil voor zijn fluitje, krijgt hij die fooi