Angstig kruip ik weg,
achter muren van staal.
Weg van die gedachten,
waar moet ik heen?
Angst verstikt mijn tranen,
die niemand mag zien.
Voor iedereen verborgen,
door duisternis omringt.
Angst zoekt een uitweg,
in pijn dat voelbaar is.
Zo leef ik verder,
angstig en alleen zonder hoop.
Jaren van eenzaamheid,
zo onbegrepen op de vlucht.
Achter een dikke glazen wand,
vol wanhoop en onbereikbaar.
Ik herbeleef de pijn en de angst,
het verleden in het hier en nu tastbaar.
Heer houd mij vast ik kan het niet meer,
bij U ben ik toch veilig.