Ik keek,
naar jou gebogen hoofd.
In ons samen,
heb ik altijd geloofd
Maar, nu je daar zo stond.
Ik, wist het niet meer.
Jij, leek op een vreemde jongeheer.
Je kon me niet aankijken.
Je blik vond de mijne niet.
Ik kon je niet bereiken.
Van binnen voelde ik intens verdriet.
Zo ging het zeven dagen.
En zo brak mijn wereld af.
De pijn niet te verdragen.
Spitte ik mijn eigen graf.
De wind die niet meer waaide.
Nee, het regende niet meer.
Bleef ik toch maar kijken naar de jongeheer.
Zijn hoofd nog steeds gebogen.
Een traan drupt op de grond.
De klok vergeet te tikken.
Tot mijn blik de zijne vond,
zo hard als een stenen gebouw.
Ik wilde je wat vragen,
misschien nog iets te vroeg
Maak mij gelukkig in al onze dagen.
En word mijn vrouw!