Diepe krassen in keiharde rots
Tinten zwart, rood en geel
Getekend in primitieve beelden
De geschiedenis weergevend
In kleur, klank en beeld.
Geluiden sterven weg
Echo’s klinken als
Muziek die ooit geklonken heeft
In de stille gebouwen in
Deze verstilde oude stad.
Voetstappen in de gangen,
Verstild in eeuwenoud stof.
Ramen gebroken
Als de harten van hen die hier
Ooit hun laatste jaren sleten.
Daar nog ligt de spuit,
Gebroken de naald waardoor
Eens het genezend medicijn
Stroomde in aderen, warm
En het de enige kans was die je had.
Leeg is de kamer, net als de bedden
Die kris kras dooreen staan,
Als een bevroren polonaise
Van metaal en halfvergane stoffen
En piepende wielen, soms verbogen.
Tranen trekken sporen over mijn gezicht,
Langzaam langs mijn wangen gezakt.
De gang is leeg, zo ook mijn hart.
In mijn hand de zakdoek, wit en blauw geruit
Met een veeg door mijn gezicht gehaald
Ligt hij in mijn hand, gekreukt en nat.
Waar ben je gebleven, eens was je vol
Leven hier, te vinden tussen anderen.
Nu verdwenen voor eeuwig en altijd
Om nooit meer te verschijnen.
Voor altijd voor mij te verdwijnen.