We zagen onze vleugels langs
jouw gezicht gaan. En wij keken
elkaar diep in de ogen,
we vlogen stil; zonder hulp
ik heb me nooit bewogen.
Het zilver ligt te diep
in het goud, ik kon er niet bij;
geluk zou er moeten zijn, verdeeld
in de werelden. Maar het ligt aan mijn zij
Droeg jouw op mijn armen toen je de
strijd had verloren, en je door
ijs was bevroren.