Twee bloeddoorlopen ogen
staren op het gelijnde papier.
Gedwongen tussen lijnen de bogen,
gedrapeerd in drogen, ik, jij, allevier.
Maar mijn gedicht beoogde iets anders te beschrijven;
misschien is het meer een sprookje op rijm.
Wat is het dat een gedicht eigenlijk in wil lijven ?
De dichtkunst dient mij enkel nu als lijm.
Een haat-liefde verhouding is niet wat het heet,
maar het lijkt soms op dansen op een rokende vulkaan.
Stromend lava onder je voeten, je raakt snel bezweet;
of samen een ticket enkele reis...zon, sterren of naar de maan.
Ik vroeg me eens af, omdat ik het niet weet...
Het is de vraag hoe relaties ontstaan
en waarom ze nooit helemaal vergaan ?
Wat er gebeurt als nieuwe contacten opbloeien,
relaties soms knellen en dan weer vrijheid doen groeien ?
Ach, wie weet het, wat schuilgaat achter de feiten.
Laat eenoog dan heersen in het land van de blinden.
Men kan er menig gedachte-atoom mee doen splijten.
Is je naam geschreven in de hand van een beminde ?
Ja, het doek valt snel nu
voor de ridders van de duisternis.
Sneller dan mogelijk in hun gedachten,
rest van hen slechts nog beeltenis,
een herinnering van hoe zij praatten en lachten.
Liefde moet worden gelouterd in het vuur der beproeving,
zoals door een oude wijsgeer aan mij is verteld.
ook drugs zijn een beproeving, vatbaar voor deling;
dan nog de rest, die laat ik onvermeld.
Wat de mensen nog van het papier kunnen leren is geduld.
Wat papier oneindig heeft, hebben wij veel te weinig.
Tis allemaal ieders eigen schuld
en toch is dit couplet melig ongeinig
(( maja, papier heeft oneindig geduld. Uitgeluld !))