De wind.
De wind waait door mijn haren.
Vertroebeld mijn gezicht.
Maar ik mag van geluk spreken.
Het is niet tegen me gericht.
De wind blaast van achteren.
Helpt me op mijn weg.
Hij laat me niet naar achteren kijken.
Hij houd me op de weg.
En als ik dan toch afwijk.
Krijg ik de wind van voren.
Dan moet ik trappen wat ik trappen kan.
Om weer door de wind geholpen te worden.
Auteur: Ameris | ||
Gecontroleerd door: michris | ||
Gepubliceerd op: 02 oktober 2006 | ||
Thema's: |