Ik zit stil en heel alleen op dat bankje bij de vijver
En zie een eendje verliefd opkijken naar de zwaan
Wordt dat diertje ooit beloond voor al zijn ijver?
Of wacht het een droevig en troosteloos bestaan?
Ik sta op en kuier door het veel te lange natte gras
En tel alle witte stipjes op een knalrode paddestoel
De ijzige kou jaagt me nog dieper in mijn winterjas
Maar in mijn hart blijft er steeds dat warme gevoel
Ze liep recht op hem af, hij keek haar recht in de ogen
Eindelijk dat moment waarop hij zo lang had gewacht
Ze zag de traantjes op zijn gezicht langzaam verdrogen
En dat het zo mooi zou zijn had zelfs hij niet verwacht
Vijf uur ‘s morgens en geen levende ziel te bespeuren
Alleen in de stille stad, op zoek naar weet ik veel wat
Ik zie alles grauw en grijs, waar zijn toch alle kleuren?
En waar ben jij nu toch, waar is mijn allerliefste schat?
Twee uur later ben ik thuis en kruip alleen in mijn bed
Voor ik slaap praat ik in gedachten nog even met jou
In elke schaduw in het donker herken ik jouw silhouet
Tot ik zachtjes droom van het meisje waar ik van hou
Ze liep recht op hem af, hij keek haar recht in de ogen
Eindelijk dat moment waarop hij zo lang had gewacht
Ze zag de traantjes op zijn gezicht langzaam verdrogen
En dat het zo mooi zou zijn had ze zeker niet verwacht