Bladeren die met de wind zachtjes heen en weer zwieren
Oevers die blank staan door overstroomde rivieren
Kinderen binden bootjes aan elkaar met stukjes touw
Onder een hemel van dreigende wolken, grijs en grauw
En plots dwarrelt daar het laatste blad van die oude eik
Niet alleen bij bomen maar ook in het grote mensenrijk
Het water verdwijnt langzaam en neemt mee wat het kan
Wat overblijft is een leegte en herinneringen zo nu en dan
‘s Morgens ontstaat een dauwdruppel aan elk grassprietje
En waagt een vroege vogel zich aan een nieuw melodietje
Ook wij bouwen voort op die kleine dingen van elke dag
Samen met wat wij onthielden van hem, die ons graag zag