Mijn lichaam schokkend van de kou,
de hevige pijn die jij geestelijk hebt achtergelaten.
M'n ogen rood en gezwolle,
door de tranen die me hebben verlaten.
De kou is zo doordringend,
de stilte is zo diep.
Want jij gaf geen antwoord meer,
als ik om hulp riep.
Ja, jij bent er wel,
maar mijn echt vader niet.
Dus houd ik je maar op afstand,
en laat me alleen met mn verdriet.
M'n ogen ontwikkelen traan na traan.
Die ik overdag inhoud,
maar 's avonds laat gaan.
Ik schreeuw dan tegen alles,
schrijf woedend deze gedichten.
Gedichten over van alles,
maar de lezers wel laat zwichten.