Rustig onderuitgezakt
vaar ik af naar dromenland
Jou reeds bij de hand gepakt
lezen wij de opblaaskrant
Een woeste golf
van paarse hoedjes
slaat over het dek
en vragen allemaal in koor:
‘Lusten jullie appeldrek?’
Natuurlijk, drink gezellig mee,
galmt door tot aan de horizon
die eruit ziet als een chimpansee
en muesli bakken kon
Links van ons het luchtkasteel
waarin een paard z’n toetje eet
Rechts van ons een weet-ik-veel
die bibberde ‘w-w-wat is het heet’
Mijn oog valt op
een roze gespikkelde vlag
waarnaast ik zon en maan
tikkertje spelen zag
En verder gaat de reis
bij een inktvis achterop
Langs het glazen paradijs
van fijngemalen honingdrop…
(wordt vervolgd)