Gek van Verdriet
Een dikke traan biggelt over m’n wangen.
Ik zit op bed en voel me leeg, maar ook zo vol,
vol van woede, vol van verdriet.
Er heeft iemand in mijn bed geslapen, die daar
niet hoort.
Je hebt met iemand de nacht door gebracht toen
ik weg was.
Jij bent niet meer van mij.
Ooit was je van mij, ooit hebben wij lief en
leed gedeeld
Ooit hadden wij spetterende nachten.
Ooit hadden wij echte liefde, we waren samen één.
Ik herinner nog je sterke armen om me heen,
kan je geur nog herinneren.
Ik houd zo veel van je en te gelijkertijd haat
ik je uit de grond van m’n hart.
De ramen staan open, het licht is uit, de
gordijnen wapperen in de koude wind.
Maar ik voel niks, ik kijk gevoelloos voor me uit.
Ik denk aan alle dingen die we samen hebben mee
gemaakt.
Aan alle romantische momenten, etentjes bij
kaarslicht in Parijs. Rennen door de regen, vrijen
onder een boom.
Samen picknicken in een bloemenwei in de zomer,
de zonnestralen verwarmde ons.
Maar ook het leed, we hebben soms nachten lang
samen gejankt.
Wij hoorden bij elkaar, we waren voor elkaar
gemaakt.
We hadden zoveel samen, ik had alles voor je
over, zelfs mijn leven.
Gek van verliefdheid, maar nu van woede en
van verdriet.
Zou ik je dit ooit kunnen vergeven?