Dood aan mijn schoenen;
daar zet ik hem elke keer weer
als ik verderga, dat is wat van mij
overblijft een afdruk van
(dood). In mijn hoofd huil ik
al om mezelf, een gebrek
aan meer (mensen, moed, mensenmoed)
en ik ga mezelf overvallen zo
ineens sluiten, mijn geest die zich dan
uit dood lichaam trekt. Kijk,
achterom, daar volgt hij, daar laat hij
mij niet alleen, even groot in mij
als tijd (plots stopt, stilstaat, tussen
voor en na zichzelf uitwist - mij mi m ).