Droefheid en bitterheid troffen mijn hart
Bij alles wat ik reeds verloren had
Ik kon niet meer lachen door pijn en smart
Zo erg dat ik zelfs het bidden vergat
Weg zijn zij die mij hebben groot gebracht
Zonder nog aan God te hebben gedacht
Terwijl ik verdronk in die modder gracht
Want al wat mij lief was werd nu veracht
De wereld keerde zich opeens gans om
Zonder medelijden zonder pardon
Zo liet men mij achter op het perron
Daar waar voor mij het leven eens begon
Als boemeltreintje afgedankt wellicht
Vreesden mijn oude ogen het zonlicht
Moe afgeleefd en nu gans opgelicht
Maar toch met de glimlach op mijn gezicht
Gooi de waarheid maar weg als stukje vuil
Opent de weg, maak maar groter die kuil
Snoer maar de mond en wijsheid van de uil
Weldra krijgen jullie toch op de muil