De eenden langs de waterkant,
Hun snaveltjes bijna rood,
Zijn zo vrij als een vogel.
De bladeren die vliegend neervallen,
Op het groene gras,
Steekt mooi af met het rood van de nerven.
De zon die bijna ondergaat,
Laat een mooie rode glans,
Achter op alles wat buiten is.
Ik wou dat ik die kleur rood was,
Dan paste ik bij alles en iedereen,
En werd er van me gehouden.