Een straal maanlicht raakte zijn roodgekleurde wangen
Hij had zich aan de sterren vergrepen
& was verplicht elke nacht de maan als last te dragen , ook overdag was ze aanwezig , maar dan kroop ze dieper , zijn hart tegemoet.
Zijn kleren waren verscheurd , evenals zijn ziel,
tranen fonkelde onder zijn ogen als diamanten in een helder licht,
schaduwen kleurde de zee naast hem grijs,
maar zijn ogen bleven helderblauw, alsof de zee zijn laatste schoonheid wilde delen,
het was het laatste dat hij had , maar zelfs dat was het hem niet waard, hij zou ze afstaan als het hem gevraagd werd, niets was het hem nog waard,
zijn voeten bewogen voort door het , toen nog, warme zand, maar hij stond stil , starend naar een gedaante die voor zich uitwandelde, met verscheurde kleren & tranen in de ogen, & een bos prachtige rode rozen in de hand,
maar de kleur werd verkracht door de stralen van de maan , met zo een hevige stoten dat al het rood , het romantische rood , grauw was gekleurd ,
verkleumd van de koude nacht die hem door deze wereld droeg, kneep hij in de stengels van het liefdeboeket tot het bloed tussen zijn vingers doorsijpelde,
de druppels fonkelden net als zijn traan, maar helderrood, als een robijn , als een eeuwenoude diamant , onverslaanbaar, net als onvindbaar, weggestoken in het diepst van een rozenkern waar het net als de bloem kon verkleuren naar het zwarte van de nacht. Hij liet ze vallen , de bloemen… & schopte ze het water in met de laatste woede die zijn hart meedroeg ,
het bewijs der liefde gehoorzaamde , & liet zich meesleuren door de zee naar een diep & ver onbekende. Daar waar misschien de zon het rode van deze bloemen wist te appreciëren. Hij liep verder , vol afschuw van de romantische spektakels om zich heen . daar waar de zon de zee raakte, daar wou hij heen ,waar eeuwige schoonheid & bewondering heerste. Waar nooit teleurstelling was, want de zon stelde niemand teleur , nooit , ze zorgde voor de warme gloed die mensen om zich heen droegen in tijden van geluk . voor die betoverende lach die zijn hart in stukken had verscheurd , voor fonkelende ogen, die het allerlaatste licht uit hem gezogen hadden, waardoor enkel deze gedachteloze gedaante , badend in zelfmedelijden & gehuld in het bloed der onbegrepen liefdes, achterbleef. Hij plofte neer in het zand , & ging liggen, vermits hij geen ander bed meer had om in te slapen, zou hij zich warm moeten houden met het zand dat hem omcirkeld had, hoewel hij vergeten was wat slapen was , had hij geen moeite versukkeld te geraken in deze roes, als een verlaten kind lag hij te kreunen, te roepen naar een vrouwelijke gedaante om het allemaal beter te maken, maar ze kwam niet, de monsters onder zijn bed waren niet groot genoeg om moedersmedelijden op te roepen.
Hij sliep niet langer , hij had de strijd tegen het liefdesloze verloren , & badend in het koude water werd hij meegevoerd over de grijze zeeën zolang tot hij verging & één werd met de zon, zijn ogen kleurde het water terug tot zijn normale heldere blauw; & op het punt waar de zon de zee raakte; viel hij in slaap , in een nachtrust zonder vergeten einde. Waar mensen hem zouden bewonderen & van hem houden zoals Zij nooit eerder gedaan had.