Zomaar, droom maar.
Zomaar, droom maar, laat je ogen kijken
langs je wimpers, schuin omhoog.
De laagste takken wuiven naar het mos,
de zachtste plaatsen in ons bos.
Mijn hand nog warm van het rijden,
geleidt je langs de rand naar de open plek.
Daar dansen de gedachten,
omdat ze niet meer hoeven wachten.
Hier ontmoeten zij ook andere geesten.
Hun gedachten kunnen zij natuurlijk lezen,
zijn toch vrienden van elkaar.
Soms verschijnt een stille.
Een kille wind waait alle warmte weg.
Gedachten lopen snel te hoop
en vinden steun bij fee en prins.
Die stille, vol verdriet en droefenis,
vertelt dan zijn verhaal.
Getroost door allen in het bos,
verwarmd door het mos,
worden tranen en verdriet gesust.
De prins kijkt naar zijn fee
en neemt, heel stilletjes.
gedachten van haar mee,
om ze te koesteren als zij slaapt
en hij nog waakt.
Gedachten aan elkaar.
WIL MELKER
12/09/2000