Ik hoorde het
voor het eerst
van jou.
Je was eerlijk
en zei je moest het weten.
Ik hield van je,
ik was verliefd op je.
Toen ik het hoorde
ben ik kwaad geweest
niet alleen op jou,
ook op anderen.
Iedereen wou me helpen
maar hoe kon je me helpen toen?
Ik wou geen hulp,
ik wou alleen dat je stopte.
Je bent gestopt voor mij,
je bent terug begonnen,
je bent nog altijd bezig.
Ik weet één ding,
stoppen doe je waarschijnlijk nooit
maar ik weet dat ik je kan vertrouwen
en dat je controle kan houden.
Ik ken jou.