Het is dat ijs dat hier groeit nu de winter
de komt, de weg van jou naar mij naar jou
bevriest en wij, wat met ons, het smelt niet.
Is niet sterk genoeg om te breken, evenmin
om te groeien, ik voel dat ook ik mijn bladeren
verlies en ze in mijn hand draag, mee op weg.
Het past niet meer, zie hoe ik daar lig, mijn huid
in vlekjes op de grond, van me afgegooid
als kleren – op een hoop het ligt daar, met maar
één hart erin, het andere is gaan lopen en nu
gaat het dood, het ligt, gaat dood, ligt, gaat dood.
Licht.