Emoties
Ik ben blij als ik bij jou ben.
Het doet me pijn, als jij alsof doet dat je me niet kent.
Ik ben vrolijk als ik samen ben met jou.
Ik heb het gevoel dat ik van je hou.
Ik ben wat minder in mijn humeur,
als ik jou een tijdje niet ziet.
Als ik afscheid moeten nemen doet het me verdriet.
Ik word verlegen als je steeds zo lief doet.
Het voelt vertrouwd met jou, het voelt goed.
Wanneer ik vrolijk, blij of verdrietig ben.
Ik denk alleen maar aan jou.
Wanneer ik jou mis en bij jou wil zijn.
Denk ik aan de tijd met jou.
Ik voel met trots als ik met jou samen loop.
En ben bezeten wanneer ik wat voor jou koop.
Ik voel me geweldig als ik samen lig met jou in bed.
Ik word sacherijnig als ik jou uit mijn gedachte zet.
Ik ben zenuwachtig als ik in jou buurt rij.
En ben benieuwd of dat je er net zo over denkt als mij.