Wachten, reeds vele jaren voor het gesloten raam,
elke rimpel een vergane droom, elke rimpel een verhaal.
Alleen, enkel vergezeld met de tijd,
wachtend op de man,
de man die de verlossing van deze kwelling brengen kan.
Verborgen onder stof der tijden,
de gedachte aan gele rijpe velden,
koele plekken onder bomen ,
twee harten kijkend naar de zonsondergang.
Lopend hand in hand, de liefde ongeremd,
vergeten vertellingen over tijden voor geen enkel oor bestemd.
Ondergedompeld in de gekte van de stilte.
Verlangend naar het verleden,
het verleden van gisteren reeds vele jaren geleden.
Als laatste telg van een naam.
De grijze ogen gericht op herinneringen,
de terugblik om tedere momenten en gelukkige dingen.
Nu voor niemand, wat rest is allen de droefheid en de kilte.
Een enkeling die binnen komt,
de aanklamping,
een kleine vertelling, de doorgeving van zijn leven.
Een weinig moment van stemmen gevulde kamer,
om nadien de ruimte terug op te vullen,
met het tikken van de klok en in elkaar gevouwen handen die beven.
Het tikken is gestopt, de morgen zal niet meer opdagen,
het lichaam moe van het lot te dragen.
Het wachten is gedaan op wat is uit gesteld reeds vele jaren.
Ogen schreeuwend om het einde,
om de herinnering die is blijven branden,
de gedachte rust te geven en deze te laten vervagen.
"…rusthuis…"