Hij zat daar op een bankje
hij maakte geen geluid of klankje
hij staarde zomaar voor zich uit
wat er gebeurde, scheelde hem geen fluit
hij was al oud, in gedachten verzonken
hoe snel was de tijd vergaan, hij had ook wat gedronken
opeens ging hij staan en kon een lachje laten gaan
wat was er nu gebeurd
bij het recht staan had ie z’n broek gescheurd