4 wanden..., sluiten zich om mij heen.
2 handen..., troosten mij,
maar alsnog ben ik alleen.
In een hart met waaiend verdriet...,
een lichaam gebouwt op pijn.
Zoals een kamer wat geen uitweg biedt,
Je bent een gevangenis,
waarin ik oneindig opgesloten zal zijn.
Je probeert liefde aan mij te geven...
Maar draait om mij heen vol met haat.
Al zolang wil ik nu al niet meer verder leven.
En wanneer ik s'morgens uit dromenland ontwaak,
Hoop ik steeds weer opnieuw dat er geen ochtend voor mij opnieuw bestaat.
Ooit zal ik weg spoelen met deze golven van het kwaad...
Ooit zal ik naar de bodem zinken,
Maar ik weet alleen nu nog niet hoe diep jouw hart gaat.
wanneer dat zou gebeuren...,
zou je dan mijn tranen gaan drinken?
beseffen hoe ongelukkig ik deed leven...
zou je de muren van toen om mij heen dan wel kunnen zien.
Wat voor gedachte zou het jou dan geven?
Mischien denk je simpel weg wel, dat dit gewoon is wat ik verdien...
maar dan maak het gelukkig niet meer verder uit.
Want ik zou die gedachte van jou dan toch niet meer zien.