Oog in oog met de hoge heren,
Angstig bevend zal ik mijn lesje leren.
Het grote oog houdt mij nauwlettend in de gaten,
Bloed, zweet en tranen, niet onopgemerkt gelaten.
Eén kleine fout en het is met mij gedaan,
Ongetwijfeld ben ik dan zeker van de baan.
Want zijn oordeel overtreft die van de rest,
Per slot van rekening oordeelt hij nog het best.
Zenuwachtig zit ik hem behoorlijk te knijpen,
Als hij-die-niet-genoemd mag worden in zal moeten grijpen.
Het alziend oog met die koude doordringende blik,
Ongenadig doet het je hart bevriezen… -slik-
Niemand kan zijn oordeel ontwijken,
Zonder eerst zelf aan zichzelf te bezwijken.
Ongelovig bid zelfs ik tot god en zeg amen,
Op het behalen van goed resultaat bij mijn rij-examen.