Ik ben mijn sprookjesboek verloren.
Iemand wilde men hart doorboren.
Ik zocht naar mijn boek.
Een spreuk, daar was ik naar op zoek.
Een spreuk om mezelf te beschermen.
Iemand toveren die zich over mij zou ontfermen.
mijn boek was weg, dus t’ was te laat.
De jongen doorboorde mijn hart met een blik vol haat.
Daar lag ik dan levenloos op de grond.
Met een druppeltje bloed langs mijn mond.
Een gat op de plaats waar mijn hart ooit zat.
De jongen die het meegenomen had.
Vervloek ik voorgoed.
Mijn wraak is zoet.