Rijk kindje,
Zie je dat niet?
Die gouden kraan, tegeltjes wanden
Heb je zo’n verdriet?
Je hebt niets in eigen handen.
Je wordt aangekleed
In zijde wit
Niet eens een kleurtje
Met wat pit.
Eten van de beste kok
En dan nog hoor je gemok.
Rijk kindje,
Vind je dat niet mooi?
Je kamer mooi wit schoon
Geen enkel vuiltje, nooit eens zooi
En als een zaal, enorm groot.
Zilveren lepels
Een bronzen glas.
En je wenst nóg
Dat het anders was.
Een eigen paard, eigen schip
Maar je zit weer in een dip.
Rijk kindje,
Ruik je dat niet?
Heerlijk eten, vers gekookt
Haardvuur, zoals je ziet,
Door je bediendes opgestookt.
Prachtige kleding
Toch juist fijn?
Nee, niet als je van vrijheid houdt,
Van de natuur en het woud.
Heel misschien, niet fijn.
Ons rijke kindje
Wil toch maar liever arm zijn