Ik zie je kille blik,
Je droevige mond,
Je uitgevallen wangen,
Je tranende ogen,
En jij spreekt met schorre stem.
Een rilling glijd over mijn lichaam,
Maakt dat ik wil vluchten,
Maar tegelijkertijd wil ik bij je zijn,
Zolang het nog kan.
Langzaamaan wordt jij bleker,
Je mond vertrekt in een grimas,
Woordeloos kijk je me aan,
Tranen blinken in je ogen,
Weerspiegelt in de mijne.
Terwijl ik naar je hand reik,
Zucht jij zacht en sla je je ogen neer.
Een raar gevoel maakt zich van mij meester,
Wanneer je hand koud aanvoelt.
Langzaamaan begin ik me te realiseren,
Dat jij niet meer wakker wordt
En tranen beginnen te stromen,
Terwijl mijn mond een gil produceert
Bij de gedachte aan wat is gebeurd.