Zacht slaat de wind tegen de maan der onzekerheid.
Het water stroomt tegen de bergwand omhoog,
tegen het draaien van het getij loop ik achteruit.
Mijn ogen gesloten kijk ik de wereld in.
In loop der tijd mijn haren korter groeiend,
Verbaas ik me in vergetenheid.
Hoe de wereld stil staat in den tijde van liefde.
Kijkend hoe de mooiste rozen zich sluiten,
zwart wordend van verdriet en pijn.
Hoe vogels onder water vliegen en hoe de vissen zich in de bomen nestelen.
Ik sluit mijn ogen en kijk naar het blauwe gras hoe het groeit
De mooie heldere grond , en de donkere hemel.
Zou mijn werkenlijkheid het zelfde zijn als dat bij een ander?
Of denken wij allemaal zwart-wit!