toen Je ooit van me hield,
weliswaar met smalende woorden,
gehuld in 't zwart wit habijt van een non
en spaarkousen getrokken tot over je knie,
was alles nog koek en hardgekookt ei,
maar nu 'k geheim heb ontsluierd
van de mysterieuze graal
en dat felbegeerde gulden vlies,
wordt dat een heel ander verhaal,
'n wijs boek dat beter gesloten bleef,
'k was een dom wicht in die dagen,
nam alles voetstoots aan
en dorst niets te vragen,
maar aan dat bezorgd gelaat
wist de Goede Herder,
dit is een verloren schaap dat blaat,
maar nu 'k heb gevoeld en beleefd
waarnaar 'n sterveling in doodsdrift streeft,
ben 'k vreemde en zonderling voor iedereen,
die rouwt en weent
als geen één ...