en daar liepen wij samen, met onze
handen teder gevlochten genietend
van het zonlicht dat in ieder gevormde
oase werd weerkaatst naar harten
van ons beiden; we liepen en graveerden
liefdeskreten in gesteente langs ons levenspad
vol zacht gezang en nooit zal deze genegenheid
verdwijnen uit de steenbodem van onze zielen
na kilometers door rotsen verscheen
het zandpad daar en wij lieten onze woede
achter door de te schrijven al wenend
met tranen en vingers in zand
later:
de wind blies alle woederegels uit de grond
en het liefdesgesteente bleef beminnelijk over