Prachtige bruine ogen
staan gericht op mij,
alsof verteld wordt:
‘Ik doorzie je.’
Soms is het niet nodig,
om je te verduidelijken met woorden,
het wordt begrepen.
Zij staat nog steeds
voor mij
met haar prachtige bruine ogen,
die mij doorgronden.
Ik vertel haar:
‘Je ogen spreken,
je begrijpt mij.’
Zij antwoord:
‘Nee, je hebt mooie ogen,
daar kijk ik naar.’
Ik onthutst, vraag:
‘Heb ik te snel een oordeel gevormd?’
Ze lacht:
‘Ik neem het je niet kwalijk.
onthoud, ogen spreken,
maar de mond wat je zeggen wilt.’
Ze knipoogt en loopt verder.
1981