Verdwaald in het verleden.
Befluisterde liefde,
Leidde me door de diepe dromen.
In stemmen wat me bevreden.
Stromen door diepe dromen.
Gesproken sproken.
Zoals een woud met dichtgegroeide bomen.
Wachten op de nacht wat hen eerder had gebroken.
Vergeten doorheen der laatste dromen zonder een ochtend wat normaal gewijs zou moeten komen.
Gekruisigt, waarna een speer mijn gedachten tot het niets had gestoken.
Spuug niet op mijn linkerwang met der laatste groet.
Verraad me niet om mij te doen blijken noch te zijn.
Stalen pinnen genagelt doorheen mijn hand en voet.
Een koude blik toont het masker in zijn schijn.
Een kruis vol sijpelend zoals vuurvlagen rood bloed,
Een hart in dromen weg geslopen langs de pijn.
Ookal is dat niet meer wat de liefde bij mij doet,
Ookal zullen rozen rood er nimmer nog zijn.