Soms word ik van het schrijven toch zo moe
Denkend het is al verkeerd wat ik doe
Want wijl ik lof spreek al over die één
Ga ik over een ander zijn lijk heen
Zo vraag ik het mij eigenlijk af hoe
Hoe kan ik dichten met mijn mondje toe
Het lijkt meer op lachen terwijl ik ween
Al haalt men het bloed van onder mijn teen
Wijl ik ze allen hoor roepen met boe
Ziet die Os, noch kalf, nog stier zelfs geen koe
Maar een gemaakt product uit goedkoop steen
Die onder de vele reacties verdween
Als ener ongepolijste bijou
Dat vechtend tegen onrecht en armoe
Nog niet eens in de schaduw verscheen
Van hen die hem negeerden als gemeen