Alsof het allemaal zo mooi past (aan elkaar
hangt zonder scheuren) geen vouw laat
zien in zijn oppervlak van pure perfectie
dat hij niet eens breken kan, zo een vorm is
dat niets hem neerhaalt en ook niemand dat zou
durven, als je weet dat je vingers nooit meer
zouden jeuken na het voelen van zijn lichaam
dat zo kronkelt met de stroom, kruipt over
lakens en niet loslaat hoe zijn tanden bezit
nemen van de ruimte, van jouw durven en je
tong die wilt spreken, maar niet kan door hem
en zijn verwrongen willen dat geen einde kent
aan schoonheid, zijn verlangen naar het dragen
van alles dat jou openbreekt, zijn kunnen dat je
doet, niet loslaat, binnenstebuiten zuigt, glad maakt.