in de afwezigheid van jouw aanraking
voel ik de kille dood
het afsterven van wat eens tussen ons is geweest
maar nu niet veel meer lijkt
eeuwen heb ik mij omgeven met stilte
sprak ik stilte
was ik stilte
maar het geluid van jouw aanwezigheid
was zoals de wind een sneeuwvlokje hooghoudt
zo koester ik eveneens die gewaarwording
het ijs in mijn borstkas begint weer te kloppen, ontdooit
wordt weer wat het eens is geweest
maar ik tel op mijn vingers de dagen die ons resten
en kan mijn vuist gesloten houden