Ik laat je gaan
Dit gedicht is in geen geval aan jou
het is slechts aan een gedachte
Het is niet dat ik het hoogachte nog verachte
Ik ben slechts bang dat ik me er blauw aan sjouw
Zo ongewoon verkregen
Doch tot het uiterst verheven
Het zal me altijd bewegen
Maar alles is reeds bedreven
Het leek allemaal uitermate
te geschieden, zonder ook
maar een puf van rook
Zelfs niet in kleine mate
Verandering komt gezwind
In het begin nog blind
Daarna doch duidelijk
Weer in mijn oog als een speer
Tot in het diepst van mijn ziel
Even, ik viel en ik viel
Tot de grove grond mij
repulseerde, ik was weer mij
Het is nooit meer wij
Lang niet meer gesproken
Doch gedachten niet ontdoken
Ik wil met jou niet sieren de kapel
Zelfs wil ik jou niet als gewoon gezel
De herinnering van weleer blijft me bij, ten aller tij
en zal mijn hoofd blijven wiegen
Doch de Gedachte laat ik vervliegen