Ik kan wel eeuwig dromen
Zachtjes in de nacht.
Achter mijn gesloten ogen
Waar ik stilletjes wacht.
Tussen de bomen verstopt
Met een glimlach dat rust op mijn gezicht.
Wachtend op die engel
Die mij brengt daar naar het licht.
Ik kan wel eeuwig dromen
Rustend in diens vertrouwde handpalm.
Slapend, dromend, genietend
Adem ik mijn laatste adem rustig en kalm.