Ik kijk naar m'n kleren
terwijl ik ze aan heb,
verbaast me dat dit ik is.
Het lot van generaties,
dat ze altijd nog worden gescheiden,
op dezelfde, deze ene, aarde,
in verschillende werelden leven.
Roep me nu niet wakker,
midden in de nacht,
mijn laatste droom
is de enige werkelijkheid.
Dingen lopen langzaam vast.
In m'n ogen schijnend licht,
de diep in de nacht vertrokken minnares
komt nooit meer terug,
vertrokken voor eeuwig,
gelovend in een nieuw begin,
zonder winterse buien,
vergeef haar, mijn nieuwe ik.
De schuld van het typisch vrouwelijk zijn.