het zuivere water
weerspiegelt niet
het tegenbeeld blijft
zichzelf, soms vertroebeld
bij het vreemde waaien
van een bekende wind
ik neem de kiezel
op in mezelf, ik word
gepolijst van binnen
en houd mijn adem in
geen zuchtje verstoort nog
het uitdeinen aan de rand
een meerwezen noch
minder noch meer
ik ben rust
een steen
met een hart
dat niet slaat
maar nog pulseert