Een meisje, verlegen en stil,
Had geen eigen wil.
Ingetogen op de achtergrond,
Geen zelfwaarde, dus hield haar mond.
Tevreden met één enkel woord die een ander tot haar sprak,
Te veel pijn die haar hart brak.
Mijn gedachtes en gevoelens konden met dit meisje mee leven,
En wilde haar voldoening geven.
Hoe kon ik haar laten zien, dat de zon elke dag liefde en warmte uitstraalde,
Dat zelfs een levenloze steen de top van zijn droom behaalde.
Hoe kon ik haar laten zien, dat ook zei het leven waard was,
De dagen kleurig waren, zo groen als het gras.
Maar ze nam al genoegen met mijn hoop en liefde die ik schonk,
Zodat ze niet verder in haar eigen ellende verdronk.
En nu als elke dag de zon ondergaat,
Zie ik een meisje die tevreden voor de spiegel staat…